BLVD


1997

DE ONWIJZEN UIT HET OOSTEN:
Golden Harvest's bizarre Hongkong films

Tot voor kort stonden Hong Kong films voor de gemiddelde filmliefhebber gelijk aan saaie, goedkoop gemaakte vechtfilms zonder noemenswaardig verhaal. Goedkoop zijn Hong Kong films inderdaad meestal, er wordt veel in gevochten en ook de plot is meestal niet om over naar huis te schrijven. Maar saai? Nee, dat nooit! De Hong Kong cinema behoort tot de meest opwindende ter wereld en het Filmfestival Rotterdam wijdt in haar 26ste editie dan ook terecht een retrospectief aan Golden Harvest, een van de belangrijkste filmstudio's van de Britse kroonkolonie.

Het was het ultieme eerbetoon aan de Hongkong cinema, al noemen sommigen het ordinair jatwerk. Het filmtijdschrift 'Premiere' publiceerde recentelijk een vergelijking tussen Quentin Tarantino's Reservoir Dogs en City on Fire van de Hongkongse filmer Ringo Lam. Wat bleek? De gevierde regisseur had zijn debuut rechtstreeks ontleend aan het in het westen vrijwel onbekende Hongkongse meesterwerk. Plot- en stijlelementen kwamen soms letterlijk overeen. Zo handelen beide films over een mislukte overval op een juwelier en is ook de finale shoot-out op dezelfde wijze in beeld gebracht. Tarantino heeft zijn liefde voor de Hong Kong cinema overigens nooit onder stoelen of banken gestoken. John Woo - die voor Golden Harvest zijn beste films maakte - noemt hij als een van zijn belangrijkste inspiratiebronnen en onlangs heeft hij een distributiemaatschappij voor Hong Kong films, Rolling Thunder, opgericht. Maar niet alleen Tarantino kijkt naar de cinema van het verre oosten, ook grootheden als Martin Scorsese en Francis Ford Coppola zijn grote fans van Hong Kong films, terwijl mensen als Abel Ferrara, Sam Raimi en Sylvester Stallone rechtstreeks verhalen en scŠnes uit diverse Hong Kong films (lees Golden Harvest films) hebben overgenomen. Daarmee is wel aangegeven hoe groot de invloed van de kolonie in het westen is en het verbaast dan ook niet dat het Film Festival Rotterdam een retrospectief wijdt aan de Golden Harvest studio. Maar niet alleen vanwege de invloed op het westerse filmklimaat is de Hong Kong cinema de moeite waard, ook op zichzelf is het een 'stroming' die de aandacht verdient. Want waar ter wereld vind je zulke hilarische aktiefilms, zulk opwindend stuntwerk en zulke adembenemend gechoreografeerde gevechtsscènes?

Hong Kong wordt door de inwoners vaak liefdevol als Dongfong Haolaiwu aangeduid: het Hollywood van het Oosten. Er worden zo'n tweehonderd speelfilms per jaar geproduceerd en Hong Kong is daarmee na de Verenigde Staten en India de grootste speelfilm producerende regio ter wereld. Hong Kong films worden naar alle delen van de wereld geexporteerd, maar de meeste inkomsten uit landen als Taiwan, Maleisie, Singapore, Thailand, Indonesië, Zuid Korea en Japan. In vergelijking met Amerika zijn de budgetten extreem laag: de gemiddelde film wordt voor een miljoen dollar gemaakt en de produktietijd bedraagt doorgaans niet meer dan anderhalve maand. De Golden Harvest studio bestrijkt het hele spectrum van de Hong Kong cinema: van Kung Fu tot melodrama, van Chinese horror tot historische lovestory, van bloederig gangsterdrama tot uitzinnige komedie. En niet alleen produceert de studio commerciële films, Golden Harvest is ook verantwoordelijk voor menige Hongkongse arthouse hit.

De maatschappij werd in 1970 door Raymond Chow opgericht. Deze nu zeventigjarige filmmogul heeft zijn hele leven een uitstekende neus gehad voor jong talent. Zijn eerste succes boekte hij met de in Amerika opgegroeide Bruce Lee. De legendarisch Kung Fu specialist debuteerde in 1971 met The Big Boss, een film die alle bezoekersaantallen in Azië overtrof en vijfhonderd keer de kosten opbracht. Lee's naam was gevestigd en werd hij al met zijn debuut de eerste Hongkongse acteur die internationaal doorbrak. Daaropvolgende films als Fist of Fury, Way of the Dragon en vooral het door Warner Brothers gecoproduceerde Enter the Dragon trokken overal ter wereld volle zalen. Maar na slechts vier films overleed de superster onder mysterieuze omstandigheden op de set van het nooit afgemaakte Game of Death. De officiële doodsoorzaak luidde overgevoeligheid voor pijnstillers. Vanzelfsprekend vonden Lee's fans zo'n prozaïsche dood moeilijk te accepteren en tot op de dag van vandaag circuleren samenzweringstheorie‰n over de 'werkelijke' oorzaak.

De geschiedenis van Golden Harvest is haast synoniem met de geschiedenis van de Hong Kong cinema. Elke belangrijke filmmaker is of bij Golden Harvest gedebuteerd of is later naar de maatschappij overgestapt. Neem John Woo, Hong Kongs bekendste filmer en tevens de eerste Hongkongse regisseur die in Hollywood aan het werk is gegaan (al regisseert hij daar nu films die nog geen schim vormen van zijn vroegere werk). Begonnen met komedies en recht-toe-recht-aan Kung Fu films, had Woo tot halverwege de jaren tachtig betrekkelijk weinig succes. Van zijn bazen kreeg hij te horen dat hij maar eens naar een andere werkkring moest gaan uitzien. Tot hij in 1986 A Better Tomorrow met in de hoofdrol Chow Yun Fat regisseerde. Chow, vandaag de dag een van de meest gevraagde acteurs van Azië, zat halverwege de jaren tachtig net zo aan de grond als Woo. Van populair televisieacteur had hij enkele jaren eerder de overstap naar film gewaagd. Maar elke film waarin hij verscheen, was een vreselijke flop. De twee 'losers' bleken een ideaal team te vormen. In A Better Tomorrow ontwikkelde Woo voor het eerst zijn eigen, unieke stijl. Zo succesvol was hij met deze zogeheten heroic bloodshed dat zijn werk veelvuldig is nageaapt - zowel in Hong Kong als in het westen. A Better Tommorow is een verhaal vol loyaliteit, verraad, eergevoel en wraak, thema's die Woo in latere films als Hard Boiled, The Killer en Bullet in the Head verder zou uitwerken. Maar meer dan zijn thematiek is Woo's reputatie gevormd door zijn choreografie van geweldscènes. Deze duren soms wel een kwartier, maar vervelen geen seconde. Ze worden opgenomen met vijf tot acht verschillende camera's en bestaan uit honderden verschillende shots. Woo's helden kijken niet op een kogeltje meer of minder. In elke hand een pistool, nemen ze het in hun eentje op tegen tientallen schurken. Als balletdansers bewegen de personages zich door een regen van kogels, bloedspetters en rondvliegende lijken. Dat klinkt allemaal onsmakelijk, maar een John Woo actiescène is een feest voor het oog, een briljante mengeling van close-ups, totalen en slow-motion effecten. Woo maakte zijn beste films samen met Chow Yun Fat, en de regisseur heeft hem lange tijd als zijn alter ego beschouwd. Misschien is het ook wel aan de afwezigheid van Chow te wijten dat Woo in Hollywood zulke teleurstellende resultaten boekt. Chow is een zeer veelzijdig acteur. Waar de meeste Hongkongse acteurs steeds maar weer dezelfde types spelen, daar verschijnt Chow voortdurend in de meest uitlopende films: van doorvoelde drama's tot lichtvoetige komedies. 's Mans werklust kent geen grenzen. Er waren tijden dat de als verlegen bekend staande acteur op vier verschillende sets tegelijk stond en drie dagen achtereen zonder slaap doorwerkte. Tot op heden heeft de veertiger Chow in een dikke tachtig films gespeeld. Met de eenwording met China in het vooruitzicht, lonken velen in de Hongkongse filmindustrie naar het westen. Zo ook Chow. Zo zou Tarantino speciaal voor hem een scenario schrijven en zijn er geruchten dat Roger Avery, de regisseur van Killing Zoe, hem voor zijn nieuwe film heeft gecast.

Afgezien van de inmiddels wijd en zijd bekende Woo en Chow, biedt een overzicht van Golden Harvest films zoals dat in Rotterdam is te zien, veel meer moois. Een uniek fenomeen binnen de stal van de studio is Jackie Chan. Als je deze gedrongen man met zijn scheve neus - drie keer gebroken - en zijn idiote beatle kapsel voor het eerst ziet, zou je niet verwachten dat dit de bekendste acteur ter wereld is (wat slaat op het feit dat Chan door het grootste filmpubliek ter wereld bekeken wordt). Chan staat vooral bekend om de bloedstollende stunts die hij steevast zelf uitvoert. De Hong Kong cinema heeft zich altijd gekenmerkt door het gruwelijk gevaarlijke stuntwerk. Daar waar men in westerse films special effects en trucages gebruikt om riskante scènes in beeld te brengen, worden in Hong Kong die scènes door geldgebrek gewoon door acteurs gespeeld. Dus als in Stone Age Warriors (1991) iemand in een waterval moet belanden, verordonneert regisseur Stanley Tong simpelweg dat de acteur aan een vlot wordt vastgebonden en zich door het water laat meesleuren. Chan is de belichaming van die traditie. Er is geen stunt die Jackie niet heeft geprobeerd. Police Story, een van de beroemdste Jackie Chan films, geeft een aardig inzicht in Chans capaciteiten. Nadat hij eigenhandig een twintigtal schurken het ziekenhuis in heeft geholpen, springt Jackie over de balustrade van een atrium in een warenhuis, glijdt langs een tientallen meters lange exploderende kerstverlichting naar beneden, dendert door een glazen wand... en staat op alsof er niks aan de hand is. Het verbaast dan ook niet dat Chan in zijn lange carrière zo'n beetje elk bot in het lichaam heeft gebroken. Na de opnames van Armour of God (1986) moest hij na een ernstige val zelfs een hersenoperatie ondergaan. Door zijn 'onverantwoordelijke' gedrag heeft de ster tegenwoordig de grootste moeite zijn films verzekerd te krijgen. Boze tongen beweren dan ook dat hij zijn stunts niet meer zelf doet. Hoe het ook zij, zijn films worden er niet minder door.
Jackie Chan werd halverwege de jaren vijftig - de precieze datum is hij 'vergeten' - in Hong Kong als Chan Kong San geboren. Zijn ouders waren zo arm dat ze de boreling aan de Engelse dokter die hem ter wereld bracht probeerden te verkopen. Op zesjarige leeftijd verhuisden Jackie's ouders naar Australië en werd hij uitbesteed aan de Chinese Opera school, waar hij tien jaar zou studeren. Zoals degenen die de filmhuishit Farewell to my Concubine hebben gezien weten, is het regime aan zo'n opera school verschrikkelijk. Kinderen worden zeven dagen per week, 18 uur per dag getraind in zang, acteren en Oosterse gevechtskunst. Jackie werd veelvuldig geslagen en moest voor straf soms uren achtereen op zijn hoofd staan. Chan maakte zijn filmdebuut op achtjarige leeftijd en was vervolgens in zo'n twintig films te zien, voor hij op zeventienjarige leeftijd de Chinese opera verliet om zich fulltime op het filmacteren te storten. Zijn eerste kleine succesjes behaalde hij in enkele Bruce Lee films waar hij een van de vele slechterikken speelde die tegenover de Kung Fu meester het onderspit delven. Met de dood van Lee, probeerden diverse Hongkongse filmstudio's Chan als de nieuwe Bruce Lee te lanceren, maar met die ondertitel kon Jackie slecht slecht uit de voeten. Pas toen hij de overstap naar Golden Harvest maakte, wist Chan tot grote hoogten te stijgen. Het geheim van Chans succes bij Golden Harvest lag in komedies. Chan bleek niet als hardcore vechtersbaas, maar als komische underdog het best tot zijn recht te komen. In Project A (1987) zien we voor het eerst 'de ware Jackie' zoals Chan het zelf altijd uitdrukt. De grappen en grollen doen aan de komieken van de zwijgende Amerikaanse film denken - niet voor niks noemt Chan Buster Keaton als zijn grote voorbeeld. Project A introduceerde een paar elementen die later als typische Chan- stijlkenmerken bekend zijn geworden. Bijvoorbeeld dat de belangrijkste stunt zonder enige narratieve noodzaak alsmaar opnieuw vanuit verschillende camera-standpunten wordt getoond. In het westen zien we zulke 'zinloze' herhalingen alleen in experimentele films. Het was ook in Project A dat Chan voor het eerst de takes van mislukte stunts achter de aftiteling plakt en er zo voor zorgt dat geen enkele Chan-fan de zaal verlaat voordat de projector ook echt helemaal is uitgedraaid.

Naast mannelijke aktiehelden kent de Hongkongse filmwereld ook menig vrouwelijke superster. In tegenstelling tot westerse aktiefilms, heeft men in Hong Kong namelijk geen enkele moeite met keiharde vrouwelijke aktiehelden. Vrouwen blijken in Hong Kong net zo bedreven in het hanteren van vechtstokjes, zwaarden, pistolen en machinegeweren als mannen. Opmerkelijk is ook dat Westerse vrouwen - in tegenstelling tot westerse mannen - gemakkelijk geaccepteerd worden door het Aziatische publiek: zolang ze maar bedreven zijn in de Oosterse gevechtskunsten! Zo zijn in het westen onbekende actrices als Cynthia Rothrock en Sophia Crawford in Hong Kong geliefde idolen (recentelijk mocht ook de Nederlandse kickboxing kampioene Saskia 'Von Risjk' haar entree in de Hongkongse filmwereld maken). Een van de bekendste Hongkongse aktieheldinnen is Michelle Khan. Begonnen als model voor televisie commercials, groeide ze binnen enkele jaren uit tot vechtersbazin van wereldklasse. Voor het begin haar filmcarrière had ze nooit les gehad in de Oosterse gevechtskunst. Maar toen ze de producenten van Yes, Madam - waarin ze samen met Rothrock debuteerde - vertelde dat ze wel balletles had gehad verklaarden ze: "Als je al kan springen, kunnen we je ook wel leren vechten". En zo geschiedde. Khan wist de martial arts als geen ander de knie te krijgen - ze spreidt een unieke combinatie van traditionele technieken en meer vrije 'straatstijl' ten toon - en werd al na enkele films de meest geliefde Hongkongse aktieheldin. Onder druk van haar echtgenoot stopte ze al snel met filmen, maar maakte gelukkig in het begin van de jaren negentig - ondertussen gescheiden - een comeback in Jackie Chan's Police Story III. Een aardig voorbeeld van het werk van Michelle Khan - en de rol van vrouwen in Hongkongse aktiefilms in het algemeen - is Heroic Trio van Ching Siu Tung uit 1993, waarin tevens de twee topactrices Anita Mui en Maggie Cheung te zien zijn. Mannen zijn hier de bangerikken, de vrouwen doen al het werk. Zoals bijvoorbeeld Maggie Cheung die gezeten op een rondvliegend olievat met enkele goed gemikte trappen een bende schurken overmeestert. En ook draaien de dames hun hand niet om voor een flinke portie onsmakelijk en opmerkelijk grof geweld. De heldinnen moeten het opnemen tegen een ploert, die kinderen tot hersenloze vechtmachines wil omturnen. Khan en Cheung lopen een paar peuters tegen het lijf die reeds sadistische trekjes - ze zitten op een paar afgehakte vingers te kluiven - vertonen. De kleine kanibaaltjes worden zonder pardon opgeblazen. De ledemaatjes vliegen je om de oren.

Golden Harvest mag dan misschien het bekendst zijn als producent van aktiefilms, het Rotterdamse Filmfestival laat zien dat de studio ook voor menig arthouse film verantwoordelijk was. Zo is er werk te zien van Tsui Hark, die internationaal wordt geprezen om zijn wonderbaarlijke verhalen en zijn flamboyante visuele stijl en worden er films vertoond van Stanley Kwan die nu eens niets moet hebben van Oosterse vechtkunst en zich heeft gespecialiseerd in prachtig geacteerde persoonlijke verhalen. En ook heeft Golden Harvest altijd de ruimte gevonden om eigenzinnige - en dus commercieel weinig aantrekkelijke - 'auteurs' als Clara Law (Temptation of a Monk) en Eddie Fong (Private Eye Blues) te laten filmen. Daarnaast produceerde de studio menig film met serieuze acteurs als Josephine Siao en Leslie Cheung, bekend van zijn rol in Farewell to my Concubine. Golden Harvest was ook verantwoordelijk voor de introductie van hele nieuwe genres binnen de Hong Kong cinema. Zo was de uitbreng van Mr. Vampire in 1985 aanleiding voor een hele reeks immens populaire horror-komedies. De Hongkongse horror wordt bevolkt door vreemd op en neer hoppende zombies die niet met knoflook en houten kruizen maar met inkt en Chinese gebedsboekjes moeten worden bestreden. Vooral de laatste jaren stijgt de belangstelling voor Golden Harvest. De studio kent nu heel wat meer bewonderaars dan alleen de die hard aktiefans. De maatschappij krijgt zelfs erkenning op prestigieuze filmfestivals: Maggie Cheung - die naar verwacht het Rotterdamse festival met een bezoekje zal vereren - won een paar jaar geleden de Zilveren Beer op het Filmfestival van Berlijn voor haar rol in Stanley Kwan's Actress. En alsof dat nog niet genoeg is, lijkt Golden Harvest er eindelijk in te slagen de Amerikaanse markt te veroveren. Produceerde het bedrijf aan het begin van de jaren negentig al de immens populaire - maar tamelijk stompzinnige - Teenage Ninja Turtle films, het lijkt nu ook eindelijk te gaan lukken Jackie Chan in de Verenigde Staten te introduceren. De Hongkongse superheld mocht dit jaar naar aanleiding van de première van Rumble in the Bronx zowaar bij David Letterman verschijnen, het ultieme bewijs van Amerikaanse acceptatie van een buitenlands fenomeen.

Het International Film Festival Rotterdam wijdt in haar 26ste editie (29 januari t/m 9 februari) een retrospectief aan de Golden Harvest studio. De in dit artikel besproken Hong Kong films zijn in de betere videotheken volop verkrijgbaar.
Jeroen van Bergeijk

Copyright © 1998 Jeroen van Bergeijk. All rights reserved. Alle rechten voorbehouden. Dit document mag niet verder worden verspreid en verveelvoudigd zonder schriftelijke toestemming van de auteur. Dit document kan verschillen van de gepubliceerde versie.