VPRO-GIDS


1998

HET WERKELIJKHEIDSGEHALTE VAN ER

Eén ding zie je nooit in de televisieserie ER: de wachtkamer. Een jaar geleden had ik mijn arm aan de tafelrand gestoten en verscheen er een bobbel op mijn elleboog die met het uur in omvang leek te verdubbelen. Een bezoekje aan de EHBO afdeling, in Amerika de Emergency Room geheten, leek me gewenst. Op een zaterdagmiddag zat de Emergency Room van het Metropolitan Hospital op 96th street aan de rand van Harlem vol andere slachtoffers. Ik nam plaats op het enige vrije stoeltje: tegenover een bejaarde man met braaksel op zijn trui. Schuin achter me zat een man met een met bloed doorweekt verband om zijn hoofd. Na een uur wachten werd de man met de hoofdwond geholpen, na tweeenhalf uur was ik aan de beurt, de oudere man was ondertussen in slaap gevallen. De behandelend arts bekeek mijn arm en concludeerde dat ik wel geholpen moest worden… maar niet in zijn hospitaal. "Dat moet je niet hier laten doen, dit is een slecht ziekenhuis", mompelde hij, waarop ik het adres van een collega die in een betere buurt was gevestigd kreeg toegestopt. Even later stond ik met een rekening van 500 dollar weer buiten.

"Het Metropolitan staat niet zo best bekend", verklaart dokter Flaumenbaum desgevraagd. Hij is het hoofd van de beter uitgeruste Emergency Room van het Cornell New York Hospital aan 68th street op Manhattan. "En inderdaad, dit soort dingen zie je nooit op televisie. De wachtkamer is niet erg dramatisch en schept bovendien een wat ander beeld van een Emergency Room dan waar de makers van deze serie in zijn geïnteresseerd." Om een indruk te geven van de realiteit van een EHBO post in een grote-stads-ziekenhuis, neemt Flaumenbaum me op een willekeurige ochtend mee op een van zijn dagelijkse rondes.

De wachtkamer van het Cornell New York Hospital zit vandaag slechts half gevuld. In de Emergency Room zelf heerst een vredige rust. De hartmonitoren geven geruststellend hun regelmatige piepjes af, een paar dokters slenteren heen en weer, drie verpleegsters maken een praatje achter een van de vele balies. Geen geschreeuw, geen deuren die woest worden opengesmeten, en al helemaal geen bloedende patiënten. Kortom geen spoor van de hektiek uit de televisieserie. Trots toont Flaumenbaum zijn nieuwste aanwinst: een enorme computermonitor waarop röntgenfoto's digitaal bekeken kunnen worden. "Nog wat spectaculaire gevallen?", vraagt hij hoopvol aan van de dienstdoende zusters. "Mwah, niet echt", meldt ze verveeld.

De Emergency Rooms van Amerikaanse ziekenhuizen zijn alle min of meer gelijk van opzet. Er zijn patiënten die per ambulance worden opgehaald en er zijn mensen die zelf de Emergency Room komen binnenlopen. Dat kan variëren van iemand die zijn enkel heeft verstuikt, tot iemand die zojuist is neergestoken. Het doel van een Emergency Room is om eerste hulp te bieden, of zoals Flaumenbaum het zegt "om mensen in leven te houden." En als dat eenmaal is gebeurd, wordt de patient indien dat noodzakelijk is "naar boven" gestuurd, oftewel naar een andere afdeling doorverwezen.

"Ik zou zeggen dat ER voor ongeveer 75% klopt", vertelt Flaumenbaum. "De essentie wordt wel zo'n beetje gevangen, maar er gebeurt in één aflevering van ER meer dan in onze Emergency Room in twee weken. De echt dramatische gevallen komen in werkelijkheid maar zelden voor. Dat iemand tussen twee commercials door wordt binnengebracht, behandeld en weer naar huis gestuurd, is ook een beetje bezijden de waarheid. En dan zijn er natuurlijk de volstrekt belachelijke voorvallen. Zo zag ik een paar weken geleden dat ze een keizersnede in de ER deden. Dat slaat nergens op, dat zou nooit in een Emergency Room gebeuren." Ook de nadruk in ER op geweldsmisdrijven strookt tegenwoordig niet helemaal meer met de realiteit. De laatste jaren is het aantal patiënten met schotwonden dat de ER wordt binnengebracht dramatisch afgenomen. Niet alleen in New York, maar in het hele land zijn de misdaadcijfers behoorlijk gedaald, maar dat zie je volgens Flaumenbaum niet terug in de televisieserie. Ondanks zulke duidelijke missers is Flaumenbaum overigens "overwegend positief gestemd" over het programma. "Een van de meest gunstige effecten van ER is dat het de interesse in dit beroep verhoogt. Zo was het vroeger moeilijk studenten te krijgen die in de ER wilden werken, maar het programma heeft het allemaal wat meer glans gegeven. Nu zijn er veel meer studenten, die openlijk toegeven dat ze door ER op het idee gebracht zijn om voor de ER specialisatie te kiezen."

"I love ER", zegt Associate Director van de Emergency Room, Mary-Anne Loftus. "Maar ik beschouw het vooral als entertainment. Ik zag pas een aflevering waarin de doktoren uit verveling met rolstoelen door de gang gingen racen. Als ik dat hier zou zien, zouden er onmiddellijk ontslagen volgen. Ik denk dat ER vooral een soapopera is. En ook nog eens een stereotype: de zusters worden altijd verliefd op de doktoren. En de doktoren en patiënten zien er altijd fantastisch uit, zelfs na een operatie van twee uur. De relaties tussen de personages zijn belangrijker dan het medische gedeelte. Geloof me, dat is in werkelijkheid niet zo." Al ziet Loftus ER dan als standaard televisiekost, ook zij prijst de moeite die de makers zich getroosten om medische authenticiteit te bereiken. "Het programma besteedt veel aandacht aan de details, die doorgaans wel juist zijn. Maar aan de andere kant zie je ook weer veel idiote missers: dokters die hun stetoscoop gebruiken zonder dat die in hun oren zit. Het is heel goed dat er veel over standaardprocedures wordt gesproken: het afnemen van bloed, het geven van injecties en inbrengen van een infuus. Daar steken kijkers wat van op. Maar de serie heeft ook weer negatieve effecten: patiënten vragen me weleens waarom het allemaal zo lang duurt terwijl op televisie iedereen toch altijd onmiddellijk wordt geholpen."

Flaumenbaum voelt zich ondertussen een beetje schuldig dat hij me vandaag "niks spectaculairs" kan laten zien. Om mijn adrenaline toch wat te laten oplopen suggereert hij een ritje met een ambulance. Cornell New York en haar satelliet-ziekenhuis in Queens hebben de beschikking over 22 ambulances. Flaumenbaum stuurt me mee met een 911 ambulance, een ziekenwagen die reageert op oproepen van het alarmnummer. Samen met zijn partner Sal Bonanico rijdt broeder/chauffeur Steve Friend dagelijks dwars door Manhattan om patiënten naar de ER te brengen. Hij vindt ER een "leuke serie", maar het programma heeft ook volgens hem weinig met de dagelijkse realiteit te maken. "In de televisieserie zijn de doktoren intens begaan met hun patiënten, dat heb ik hier nog nooit gezien", aldus Bonanico. "De doktoren hebben geen flauw benul van wat zich hier afspeelt. De verpleegsters runnen de show. Als het aan de dokters zou liggen, dan zouden patiënten die worden binnengebracht op het toilet belanden." Zijn grootste bezwaar tegen ER is dat "er alleen maar dramatische gevallen worden behandeld. Het is de ene super emotionele zaak na de andere. Zo is het gewoon niet. Je ziet nooit dat zwervers de ER binnenkomen, die er al talloze malen zijn geweest, die je bij naam kent en die alleen maar beneveld zijn. Je ziet nooit de mensen die met een sneetje in hun vinger naar de ER komen. Je ziet nooit dat een ambulance moet uitrekken voor een man die maagkrampen heeft omdat hij een grote, vette steak gegeten heeft, of voor een bejaarde die haar feeding tube heeft verloren. Je ziet kortom nooit de onzin en de volstrekt ondramatische gevallen. En aan de andere kant zie ik op televisie ook nooit patiënten die onder de luizen zitten en wier appartementen zijn vergeven van de kakkerlakken, of de daklozen die bewusteloos in hun eigen stront en kots liggen. Ook dat doet het kennelijk niet zo goed op televisie."

Plotseling klinken er een paar hoge pieptonen en op het computerschermpje onder het dashboard van de ambulance komt de eerste melding binnen: een man met een hoofdwond en braakneigingen op Madison Avenue. Zenuwmakend traag begeeft de ambulance zich door het Mid-Manhattan verkeer: auto's kunnen of willen niet aan de kant gaan en als de weg dan eindelijk even vrij is, springen taxi's brutaal voor de ambulance om zo ook een beetje te kunnen opschieten. Friend en Bonanico zien het onbeschofte en ronduit gevaarlijke gedrag gelaten aan. Bonanico: "Je hebt van die types - de radio aan, de ramen dicht en aan de telefoon - die nooit opzij gaan. Ook al zet je de sirene op 10, dan horen ze je nog niet." Vijf minuten later lopen we een kantoorgebouw in. De portier staat klaar met de lift. In de kelder van het gebouw ligt een man met een flinke buil op zijn hoofd bewusteloos op de grond. Friend is nog niet binnen of bij begint de man al streng toe te spreken. "Hey buddy, what's your name. Hey you, speak up". En als hij de patient van iets dichterbij heeft bekeken is het helemaal raak. "Man, talk to me. What's wrong with you. What happened? You stupid?" De man reageert niet en houdt zijn ogen gesloten. Zijn collega's staan wat verdwaasd naar het tafereel te kijken en vertellen wat er is gebeurd: de man heeft een pijp op zijn hoofd gekregen, is gaan liggen en heeft daarna zijn ogen niet meer open gedaan. Na nog wat pogingen de man aan het praten te krijgen, tillen Friend en Bonanico de man zuchtend op de brancard en maken zich uit de voeten. In de ambulance komt de man opeens bij zijn positieven en geeft hij eindelijk zijn naam prijs. Met een slakkengangetje begeeft de ambulance zich naar het ziekenhuis. Friend kijkt er al niet meer van op, al heeft hij de pest aan dit soort "fakers". Hij krijgt er elke dag wel eentje. "Ik zag onmiddellijk dat er niks met die kerel aan de hand was. En toen ik zijn oogleden probeerde op te trekken, merkte ik dat hij aktief weerstand bood. Dat doe je niet als je bewusteloos bent." Maar wat bezielt iemand om zich zonder reden door een ambulance naar het ziekenhuis te laten brengen? Friend: "Ik weet niet wat hij er mee opschiet. Misschien had hij zin in een dagje vrij, misschien wilde hij indruk maken op zijn collega's, misschien wil hij zijn baas voor het gerecht dagen wegens slechte arbeidsomstandigheden. Wie zal het zeggen? Feit is dat wij die vent moeten optillen, naar het ziekenhuis rijden terwijl er niks ernstigs aan de hand is. Ondertussen ligt er misschien wel iemand dood te gaan."

Het werk van de ambulance broeders bestaat voor het grootste deel uit wachten. Gedurende de middag dat ik met Friend en Bonanico optrek, worden er ettelijke kopjes koffie en colaatjes weggewerkt en natuurlijk veel stoere verhalen verteld. Met een brede grijs op zijn gezicht laat Friend me een stapeltjes foto's zien op mijn vraag wat voor vreselijke dingen ze zo al hebben meegemaakt. De bevlekte, slecht belichte polaroids die hij in mijn handen duwt laten een lijk in twee delen zien. "Een man die onder de metro was terecht gekomen. Konden we niks meer voor doen", meldt Friend ongevraagd. Maar alle zwarte bravoure ten spijt, zijn er natuurlijk wel degelijk gevallen waar de twee liever niet aan terugdenken. Zoals die veel te dikke man die daags na oud en nieuw zijn goede voornemens in praktijk wilde brengen en eens flink aan het trainen sloeg in een fitness centrum. Toen Friend en Bonanico de man ophaalden, klopte zijn hart al niet meer. In de ambulance werd hij bijgebracht. Enkele dagen later ging Friend in de intensive care op bezoek. "Helaas was de man niet overleden. Hij kon alleen zijn linkerooglid nog bewegen."

Na nog enkele malen tevergeefs te zijn uitgerukt - halverwege de rit krijgen de broeders te horen dat ze niet meer nodig zijn - is het opeens serieus raak. Een vrouw heeft een hartaanval in een kantoor op Lexington Avenue. Binnen drie minuten zijn we ter plekke en nu zijn Friend en Bonanico een en al zakelijkheid. Geen spoor van grappenmakerij of laatdunkendheid over deze patient. Wanneer de vrouw aan de draagbare hartmonitor wordt gekoppeld, vertrekken de blikken. De grafiek toont een zeer onregelmatig patroon. De vrouw wordt binnen enkele minuten de ambulance in geholpen en de wagen spoedt zich naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis.

Diezelfde avond neemt Flaumenbaum me nogmaals mee op zijn dagelijkse ronde langs de patiënten in de ER van Cornell New York Hospital. Hij wordt ditmaal vergezeld door een dozijn doktoren en studenten die hem op de hoogte zullen brengen van de laatste ontwikkelingen. In het felle tl-licht ziet het gezelschap er bleek en vermoeid uit. Er wordt openlijk gegaapt. Wat vinden de doktoren van de televisieserie?. "Wij hebben geen tijd voor relaties", roept Sam Santuria, die een button met de tekst 'I Save Lives For A Living' op zijn revers heeft gespeld. "En George Clooney krijgt net een tikkeltje meer betaald dan wij", voegt hij er verontwaardigd aan toe. Waarop Flaumenbaum instemmend knikt. "Het budget van ER is groter dan dat van de meeste ER's in dit land." Dokter Richard Lappin moet niks hebben van ER. "Te deprimerend. Het lijkt teveel op werk. Als ik tv kijk, wil ik mijn werk even vergeten, niet er aan herinnerd worden. Ik merk overigens wel dat mijn niet-medische vrienden steeds intelligentere vragen over de procedures hier beginnen te stellen. Dus kennelijk steken mensen er wel wat van op."

Ondertussen lopen we van bed naar bed en beginnen de doktoren hun geheimtaal te bezigen waar voor leken geen touw aan valt vast te knopen: ECG, neural activity, IV, cardiac arrest etc. Wanneer medici het realiteitsgehalte van ER roemen, dan hebben ze het hier over: de medische termen schijnen uitermate accuraat te zijn. Zo nu en dan vertaalt Flaumenbaum het een en ander: dit is een bejaarde vrouw die duizelig werd binnengebracht, dat is een man met een tumor in zijn keel die moeite heeft met ademhalen, hier is een man met onregelmatige hartslag, daar is een jongeman met een acute hernia. De ronde verloopt soepel totdat een van de hartmonitoren opeens zorgwekkende piepjes begint af te geven. Er gaat iets mis met de patient met de onregelmatige hartslag. Opeens staan twaalf doktoren rond zijn bed, zijn hemd wordt opengescheurd, hij krijgt medicijnen toegediend en een pacemaker opgeplakt. De electriciteit doet de man in zijn bed op en neer schokken. Na vijf minuten is de man weer stabiel en wordt de ronde vervolgd. In een afgesloten kamer ligt een verslaafde zwerver die met het AIDS virus is geïnfecteerd. Een tiental bedden verderop ligt een man achter een gordijn te kreunen. Alhoewel zijn zaak in detail wordt besproken - de man heeft een "interessant" soort botziekte die voor intense pijn zorgt - is er niemand die hem enige aandacht schenkt. Tot slot komen we bij de man met de buil op zijn hoofd, die Friend en Bonanico vanmiddag hadden opgehaald. "En wat hebben we hier?", wil Flaumenbaum weten. "Oh, een faker", zegt de behandelend dokter, waarop het gezelschap weer verder loopt.

Jeroen van Bergeijk

Copyright © 1998 Jeroen van Bergeijk. All rights reserved. Alle rechten voorbehouden. Dit document mag niet verder worden verspreid en verveelvoudigd zonder schriftelijke toestemming van de auteur. Dit document kan verschillen van de gepubliceerde versie.