THE HARLEM SHUFFLE
{HP/DE TIJD, 4 januari 2002}

Voor het swingende uitgaansleven van muziek en eten begeven New Yorkers zich tegenwoordig massaal uptown. Ondernemers, toeristen, nieuwe bewoners - zelfs Bill Clinton heeft zijn draai gevonden in Harlem. De tweede Renaissance van een zwarte achterbuurt.

"Look at those white boys, they’re buying up Harlem", roept een bejaarde zwerver op de hoek van 132nd Street en Lenox Avenue ons na. En al zou ik wel willen dat ik hier zo’n prachtig brownstone herenhuis kon bekostigen, feit is dat hij gelijk heeft. Harlem is de laatste jaren zeer in trek bij blanke New Yorkers. Net als in de rest van de stad is de misdaad er het laatste decennium spectaculair gedaald. Bedenk dan dat de vervallen, maar prachtige huizen hier de helft kosten van wat je elders in Manhattan betaalt en de blanke New Yorker heeft twee goede redenen om uptown te verhuizen. Het zijn overigens niet alleen blanken die naar Harlem komen. Ook jonge en welgestelde zwarten keren naar de ‘zwarte hoofdstad van Amerika’ terug. De veranderingen die dat met zich meebrengt zijn aanzienlijk. In de jaren zeventig en tachtig was Harlem het schoolvoorbeeld van een verpauperde wijk: de huizen stonden op instorten, drugshandelaren hadden er vrij spel, scholen waren ver onder de maat, werkeloosheid was er rond de dertig procent. Het is moeilijk voor te stellen hoe slecht de buurt eraan toe was: geen bioscopen, apotheken of banken, nauwelijks winkels of restaurants. En nog steeds is Harlem geen winkelmekka en zie je in elke straat een paar dichtgespijkerde huizen. Maar evenzoveel woningen worden opgeknapt. Bovendien zorgt de nieuwe instroom van koopkrachtige bewoners ervoor dat er ook opeens een markt is voor winkels, bars, restaurants, clubs en kunstgalleries. De ontwikkelingen zijn zo veelomvattend dat velen spreken van Harlems Tweede Renaissance.

De eerste Harlem Renaissance duurde van het einde van de Eerste Wereldoorlog tot de crash van Wall Street in 1929. Het aanvankelijk door Nederlandse kolonisten gestichte Nieuw Haarlem was in de jaren daarvoor veranderd van landbouwgebied tot suburb vol elegante herenhuizen bedoeld voor welgestelde New Yorkers. Maar omdat de ontwikkelaars niet snel genoeg blanke huurders voor de nieuwe woningvoorraad konden vinden, werden langzaamaan zwarten, die massaal uit het verarmde Zuiden wegtrokken, toegelaten. De aanzet tot de ‘Negro Capital of America’ was gezet. In rap tempo veranderde Harlem van kleursamenstelling. Alle belangrijke zwarte schrijvers, muzikanten, kunstenaars, aktivisten en politici trokken naar Harlem en een unieke stroming in het zwarte culturele leven was geboren. Toen in 1929 de beurs in elkaar stortte was het echter met de Harlem Renaissance – veel zwarte kunstenaars waren voor hun inkomen afhankelijk van een blanke maecenas en die hadden hun centjes opeens zelf nodig – plotsklaps afgelopen.

Vandaag de dag is Harlems Tweede Renaissance niet zozeer cultureel als wel economisch van aard. Het best zichtbaar is dat op 125th street, de belangrijkste winkel- en uitgaansstraat van Harlem. Tot voor kort werd het straatbeeld gedomineerd door half ingestorte panden en One dollar stores (winkels waar elk produkt voor een dollar van de hand gaat). Nu zijn de gebouwen opgeknapt en zie je naast discount elektronica en kledingwinkels filialen van ketens als Starbucks en The Body Shop. Voormalig basketballer Magic Johnson opende recentelijk een winkelcentrum annex bioscoopcomplex en zelfs het symbool van elk Amerikaans upscale shopping gebied, een Disney Store, ontbreekt niet. Bussen met Japanse en Europese toeristen rijden af en aan en overstromen op zondag de traditionele gospelkerken. Hoezeer 125th Street en vogue is geworden blijkt wel uit het feit dat zelfs Bill Clinton tegenwoordig aan de straat kantoor houdt.

Gelukkig is 125th street nog geen Kalverstraat geworden. The Final Call, de krant van de radicale Nation of Islam, vindt hier nog gretig aftrek.. Blanke winkelaars vormen nog altijd een kleine minderheid. Zonder uitzondering lijken kapsalons zich te specialiseren in het vlechten van zwart haar. De straatpreken van de Black Israelites, een groepering die beweert dat als Christus op aarde verschijnt blanken hun dagen als slaven zullen slijten, vinden hier een gewillig gehoor. En monumenten van zwarte cultuur als The Apollo Theatre, het soulfoodrestaurant M & G Diner, de jazzclub Showmans en menig gospelkerk bieden moedig weerstand tegen de oprukkende commercialisering en stijgende grondprijzen.

De buurt mag er dan voor de buitenstaander ontegenzeglijk op vooruit zijn gegaan, onder bewoners bestaat er veel onvrede met de metamorfose van Harlem. ,,We worden er uit gewerkt", zegt Thomas Farrara die op de 137ste straat op een oude tv voor zijn huis zit. ,,Ze renoveren de appartementen, verhogen de huur, waarna de oude bewoners het niet meer kunnen betalen. Blanken verhuizen naar Harlem, de zwarten moeten maar uitzoeken waar ze naar toe moeten." Links en rechts van zijn huis wordt er momenteel ingrijpend gewerkt aan appartementengebouwen. Hij is ervan overtuigd dat hij binnenkort blanke buren krijgt. Ook de werkgelegenheid die de nieuwe economische aktiviteit genereert gaat niet naar zwarten weet hij. ,,Het zijn allemaal illegale Mexicanen die voor drie dollar per uur werken." Het is moeilijk te zeggen of dit sentiment de overhand heeft, maar dat een aanzienlijk deel van de oorspronkelijke bevolking de nieuwkomers liever ziet gaan dan komen staat vast. Opmerkelijk genoeg zeggen die nieuwkomers daar geen last van te ondervinden. Fotograaf annex schrijver Robert Ecksel is vorig jaar naar Harlem verhuisd. Voor de helft van de prijs van wat hij in Chelsea betaalde heeft hij twee keer zoveel ruimte gekregen. ,,Harlem is de laatste frontier van New York. De rest van Manhattan is een yuppenparadijs geworden. Hier kun je nog woonruimte vinden met een minimaal inkomen. Hoe lang dat nog duurt, is natuurlijk de vraag." Ongemakkelijk als blanke in een zwarte buurt voelt hij zich niet, sterk. "Ik heb één keer een onaardige opmerking gehoord." Sterker nog, net als de meeste andere blanken in Harlem roemt hij juist de gemeenschapszin en hartelijkheid van de oorspronkelijke bewoners. ,,Mijn ervaringen zijn overwegend positief: mensen zeggen hier goedemorgen tegen je. Kom daar in de rest van Manhattan maar eens om. Vorige week ben ik naar de enige synagoge in Harlem gegaan. Daar zitten vooral Ethiopische joden. Ik ben nog nooit zo hartelijk onthaald. Wildvreemde mensen omarmden me."

In 1929, op het hoogtepunt van de Harlem Renaissance, schreef het entertainment vakblad Variety het volgende: "Als het gaat om pit, energie, schoonheid en presentatie, hebben de nachtclubs in Harlem een enorme voorsprong op Broadway. Elke nacht ‘doen’ allerlei soorten beroemdheden Harlem."

Het huidige nachtleven valt niet te vergelijken met die hoogtijdagen – al was het alleen maar omdat de legendarische Cotton Club reeds jaren geleden werd gesloopt - maar langzaamaan begint het in de buurt te komen.

Het uitgaansleven in Harlem draait als vanouds rond eten en muziek. Voor haute cuisine hoef je overigens niet naar Harlem te komen. Goed, de buurt kent inmiddels de nodige chique restaurants. Jimmy’s Uptown bijvoorbeeld kan met een mengeling van de Franse en Zuidamerikaanse keuken de vergelijking met menig SoHo restaurant makkelijk doorstaan (dat is waarschijnlijk de reden dat advocaat Johnny Cochran zich hier regelmatig laat zien). Bayou, een favoriet van Clinton die zijn kantoor om de hoek heeft, biedt de cajun cuisine van New Orleans, en de Audubon Bar en Grill, vernoemd naar de Audubon Ballroom een paar huizen verderop waar Malcolm X werd vermoord, is een populaire tent waar je een verdienstelijke hamburger of steak kunt krijgen. Maar in sfeer verschillen de restaurants weinig van de rest van New York. Het archetypische Harlem restaurant daarentegen biedt Soul Food, de uit het Amerikaanse zuiden afkomstige keuken. Het is vet en zwaar, maar ook eerlijk voedsel zonder moderne fratsen: gefrituurde kip, barbecue ribs, aardappelpuree, corn bread en macaroni met kaas. Het bekendste Soul Food restaurant is Sylvia’s (geliefd bij Queen Latifah), maar het beste is Charles Southern Kitchen wiens gefrituurde kip onovertroffen is. Hier vind je ook meer exotische gerechten als ossestaarten en gesmoorde varkenspootjes.

Muziek betekent in Harlem in eerste instantie jazz. Net als in 1941 toen Duke Ellington ‘Take The A Train’ zong, geldt nog steeds dat je de subway uptown moet nemen om New York’s meest levendige jazz scene te verkennen. Waar je in downtown clubs als de Blue Note makkelijk zestig dollar betaalt, daar kun je in Harlem gratis of voor een paar dollar topmuzikanten beluisteren. De mooiste jazzclub annex bar is The Lenox Lounge, op de hoek van 125th street en Lenox Avenue, die dateert uit 1939. De club raakte in de jaren tachtig in verval maar werd vorig jaar geheel gerestaureerd. Miles Davis trad er op, Billie Holiday behoorde er zo’n beetje tot het meubilair. James Baldwin en Malcolm X waren er vaste gasten. The Lenox Lounge is een van de weinig originele Art Deco clubs van Amerika. Het lederen plafond, rode pluche banken, schitterende art deco lampen alsmede de met zebravellen behangen muren mogen zich verheugen in de belangstelling van popsterren en filmmakers. Madonna en Puffy Combs namen er video’s op, scènes uit de remake van Shaft werden er gedraaid en ook Woody Allen schoot er recentelijk voor zijn nieuwe film.

De meest intieme en exclusieve jazz club is geen club maar een huiskamer. Sinds een paar jaar organiseert Marjorie Eliot in haar appartement aan Edgecomb Avenue elke zondagmiddag gratis jazz concerten. Uitsluitend via mond-tot-mond reclame heeft ze een trouwe klandizie opgebouwd. Met wat duwen en meten passen er zo’n 40 mensen in haar appartement. Het publiek bestaat voor de helft uit lokale, vooral bejaarde buurtbewoners en voor de andere helft uit downtown hipsters en Europese expats. De sfeer is uitermate familiair: iedere bezoeker wordt persoonlijk welkom geheten. Eliot, die zelf piano speelt, heeft een paar vaste gastmuzikanten die voor hun plezier optreden. Bovendien zorgt ze elke week voor een paar beginnende professionals. De setting van de ‘club’ is overigens uitermate toepasselijk: Eliots appartement bevindt zich in een monumentaal gebouw waar ooit Duke Ellington, Count Basie en Sonny Rollins woonden.

De beste jazz club tenslotte is St. Nick Pub, een pijpenlade op de hoek van St. Nicks Avenue en 149ste straat. St. Nicks is bekend als de plek waar beroemde zwarte muzikanten na middernacht langs komen waaien en als ze zin hebben met de band mee jammen. Op de maandagavond dat ik de kroeg bezoek wordt het – overigens voornamelijk blanke – publiek verblijd met een bezoekje van een van ‘s werelds beste tapdansers Savion Glover, bekend van de musical Bring in Da Noise, Bring in Da Funk en Spike Lee’s Bamboozled. Waar je op Broadway 60 dollar zou betalen, daar zit je nu voor 3 dollar op de eerste rij.

Gelukkig valt er ook voor jazz-haters een plezierig avondje uit in Harlem te beleven: de amateur night van het Apollo Theatre, waar tussen de jaren twintig en zeventig zo’n beetje elke bekende zwarte muzikant optrad. De amateur night is met recht legendarisch: James Brown, Arsenio Hall en Lauryn Hill werden hier ontdekt. Van gospelkoortjes tot standup comedians, van 7-jarige breakdancers tot Whitney Houston-wannabees, afgezien van rap of hiphop passeert elk denkbaar zwart populair vermaak hier de revue. Maar belangrijker dan de kans de volgende zwarte superster te ontdekken is het feit dat de sfeer onovertroffen is. Onpopulaire acts worden door boe-geroep van het podium gewerkt. Wanneer een performer in de smaak valt, laten de bezoekers dat duidelijk merken. En aan het eind van de avond wordt een winnaar gekozen door het publiek: de act die de meeste herrie van de toeschouwers weet te genereren mag met de eerste prijs naar huis.

Jeroen van Bergeijk



 

  home
  wat is dit
  archief
  foto's
  webcam
  zoeken
  e-mail

  what's this
  articles
  new york city
  search


en verder

  de digitale leestafel
  homepage 1997
  best of
  boek

  ©